Kwaliteitseisen voor curatoren, mentoren en bewindvoerders
Minister Opstelten heeft in een besluit verdere invulling gegeven aan de kwaliteitseisen voor curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het ontbreken van toezicht op de bedrijfsvoering van met name bewindvoerders bleek een manco in de huidige eisen. Bovendien kunnen sinds 1 januari 2014 ook rechtspersonen tot curator of mentor worden benoemd, wat aanleiding gaf tot aanvullende regelgeving.
In de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap worden strengere eisen gesteld. Deze eisen gelden nu al bij curatoren, bewindvoerders en mentoren die drie of meer personen onder hun hoede hebben (voorheen 10 personen). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de manier waarop de organisatie haar personeel werft, schoolt en begeleidt. Ook de bedrijfsvoering wordt gecontroleerd. Zo wil de overheid tegengaan dat mensen die onder curatele, bewind of mentorschap staan benadeeld worden als de organisatie de fout in gaat.
De wet voorziet daarnaast ook in controle op het voldoen aan de kwaliteitseisen door een accountant of (in geval van mentorschap) een door de kantonrechter benoemde deskundige. Is de curator, bewindvoerder of mentor een rechtspersoon, dan worden de eisen gesteld aan de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt. Tenslotte bevat de wet vrijstellingen voor bepaalde categorieën curatoren en bewindvoerders.
Mensen die handelingsonbekwaam zijn verklaard of over wie mentorschap is ingesteld, zijn uitgesloten van het curatorschap. Net als personen van wie één of meer goederen onder een bewind staan, in staat van faillissement verkeren en personen op wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is. Hetzelfde geldt voor bewindvoerders.
Ook worden er in het besluit eisen gesteld aan de personen via wie de curator, bewindvoerder en mentor zijn taken uitoefent. De curator, bewindvoerder of mentor moet ervoor zorgen dat de personen via wie hij zijn taken uitoefent, geen belangenconflict hebben. Bijvoorbeeld omdat zij werknemer zijn van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd. Dit betekent dat een beheerstichting de werknemers van de zorginstelling rechtstreeks in dienst moeten nemen of op een andere manier moet zorgen voor de uitoefening van de taken van de bewindvoerder. Voor die overgang hebben de stichtingen twee jaar de tijd vanaf de datum dat het besluit in werking treedt.
Bron: min. van V&J